EMDR

Eye Movement Desensitisation and Reprocessing (EMDR) werd in 1989 door de Amerikaanse psychologe Fransine Shapiro geïntroduceerd als een snelle en zeer effectieve behandelstrategie bij posttraumatische stress-stoornissen (PTSS).

Ze ontdekte het principe tijdens een wandeling in het bos.
Ze probeerde nare gedachten die in haar opkwamen, los te laten en merkte dat haar ogen daarbij snel heen en weer bewogen.
Verbaasd stelde ze vast dat even daarna de gedachten waren verdwenen en niet meer terug kwamen.
Deze techniek probeerde ze uit bij haar cliënten en het resultaat was dat het daarna minder onplezierig was om aan het trauma terug te denken.
Later verfijnde ze haar methode door snelle ritmische oogbewegingen uit te lokken door cliënten te vragen haar bewegende vingers te volgen op het moment dat de cli::ent een beeld van het trauma in gedachten heeft.

Er is inmiddels veel onderzoek geweest naar de werkzaamheid van EMDR bij behandeling na een traumatische ervaring.
Uit resultaten blijkt dat EMDR heel effectief is aangezien na 3 tot 4 sessies 80% in staat is om de normale bezigheden te verrichten.
De nare gebeurtenis speelt niet langer een overheersende rol in hun leven.

EMDR is een intensieve procedure om nare ervaringen te verwerken door het informatieverwerkingssysteem in de hersenen te stimuleren.
Het leidt tot dat de herinnering aan een traumatisch beeld vrij snel de emotionele lading verliest en dus minder pijnlijk is om aan de gebeurtenis terug te denken. Negatieve beelden, disfunctionele cognities (gedachten, opvattingen) en negatieve emoties veranderen.

Verwerking in de hersenen

Gebeurtenissen komen via de zintuigen in de amandelkernen (waar ze worden gekleurd door emoties) en worden vandaar onthouden en in een context geplaatst in de hippocampus, hier wordt er betekenis gegeven aan de gebeurtenis. Deze stuurt de informatie door naar de neocortex (lange termijn geheugen) waar de verdere integratie en semantische, abstracte betekenis plaatsvindt. Deze worden weer teruggekoppeld naar de amandelkernen.

Wanneer er sprake is van een trauma reactie blokkeren de amandelkernen de werking van de hippocampus door hun enorme activiteit.
Er is geen verbinding met de neocortex en de gebeurtenissen worden geïsoleerd opgeslagen in het geheugen als beelden en geluiden met heftige emoties.

EMDR is een techniek die het natuurlijk verwerkingssysteem in de hersenen stimuleert door de combinatie van het sterk denken aan de traumatische gebeurtenis en de aandacht voor afleidende stimulus.

EMDR protocollen

Het standaard protocol

EMDR is een geprotocolleerde techniek/therapie.
Namelijk het het terugdenken aan een herinnering waar de cliënt last van heeft en vragen naar een negatieve overtuiging (over zichzelf) die bij die beeld hoort. De cliënt schat de mate van angst of spanning in van 0 – 10 (0= geen angst, 10 = grootst mogelijke angst) en bepaald de plaats van het gevoel in het lichaam.
Vervolgens wordt er gevraagd naar welke positieve overtuiging de cliënt in relatie tot de herinnering het liefst zou willen hebben.
Deze wordt ingeschaald qua geloofwaardigheid 1 – 7 (1= absoluut onwaar), 7= helemaal waar) in hoe waar deze uitspraak nu voelt.
Om de veiligheid te waarborgen wordt er een veiligheidsanker gecreëerd.
Een plek in gedachten waar de cliënt zich veilig voelt.
Mocht het in de sessie te heftig worden, kan de cliënt daar naartoe.
Dan wordt de afleiding, altijd te beginnen met de oogbewegingen (d.m.v. het volgen van de vingers van de therapeut of het gebruik van een lichtbalk), aangeboden terwijl de cliënt terug gaat in diens herinnering, naar het beeld, de bijbehorende negatieve woorden en gevoel.
Na een set, van ongeveer 24 keer, wordt er even gestopt om te de cliënt te vragen wat er gebeurd of veranderd is.
Als er ‘beweging’ in zit, dat wil zeggen dat er iets nieuws is opgekomen of dat het beeld is veranderd, dan wordt de cliënt gevraagd zich daarop te concentreren. De sets gaan door totdat er niets meer veranderd.
Dit wordt ook expliciet nagevraagd en gecheckt door de cliënt nog eens te vragen terug te gaan naar het oorspronkelijke beeld en een set aan te bieden tot er non-verbaal geen spanning meer merkbaar is.
Er wordt opnieuw aan de cliënt gevraagd of die diens spanning op de schaal van 0 – 10 kan aangeven.
Als dit een 0 of een 1 is geworden, dan wordt de aandacht gericht op de positieve overtuiging.
Als het cijfer nog hoger is, zit er ergens dus nog spanning waar aandacht behoeft.
Bij een 0 of een 1 wordt er getest in hoeverre de positieve overtuiging nu als waar aanvoelt op een schaal van 1 – 7.
Door het oorspronkelijke beeld nogmaals te nemen met de positieve overtuiging nu op de voorgrond, worden er sets aangeboden totdat deze een 6 of 7 scoort.
Een sessie wordt altijd afgesloten met een bodycheck om te merken of er nog iets is wat nog aandacht behoeft en tips m.b.t. zelfzorg aangezien een EMDR sessie zeer intensief is voor lichaam en geest.

RDI

Er is binnen EMDR ook nog een techniek die zich voornamelijk richt op het vergroten van iemand positieve hulpbronnen, dit wordt ingezet bij cliënten waarbij getwijfeld word of die genoeg draagkracht ervaren voor het ‘gewone’ protocol.
Dit wordt de RDI genoemd. Dit staat voor Recourse Development and Installation. Hierin wordt gewerkt met positieve ervaringen en het toevoegen van hulpbronnen. In dit protocol zijn er 10 stappen te onderscheiden.
Allereerst wordt een actuele probleemsituatie geïdentificeerd. Dus met welke situaties zou de cliënt willen leren of kunnen omgaan?
Het liefst een concrete situatie die zich binnenkort of in de toekomst zou kunnen voordoen.
Vervolgens wordt onderzocht welke hulpbron de cliënt nodig heeft om beter met dir probleem om te kunnen gaan.
Er wordt een herinnering uit het verleden opgevraagd waarin de cliënt deze hulpbron/eigenschap positief heeft ervaren.
Met deze herinnering worden er sets (niet meer dan 10) aangeboden met afleidende stimulus.
Er wordt gevraagd naar wat er nieuw of veranderd is. Nieuwe positieve associaties worden gevolgd. Wanneer een cliënt negatieve gevoelens of associaties heeft dan wordt die teruggebracht naar de positieve herinnering.
wanneer er geen nieuwe associaties opkomen en het goede gevoel niet meer sterker wordt, gaat de cliënt nogmaals terug naar de probleemsituatie en gekeken hoe dit voor de cliënt voelt. Is er nog een andere hulpbron nodig om zo zeker mogelijk in de probleemsituatie te staan? Dan wordt alles herhaald met deze nieuwe hulpbron. Zo niet dan wordt er afgesloten door de positieve hulpbron(nen) te koppelen aan het zelfbeeld met een lange set (ongeveer 24 keer) en de cliënt wordt gevraagd om de komende tijd de hulpbron(nen) op te roepen/ mee te oefenen en hiervan een dagboek bij te houden.

Flashforward/ Future Template

Wanneer een cliënt kampt met erge angst en/of fobie is er binnen de EMDR ook nog een ander protocol wat juist hier erg goed op aansluit.
Het is belangrijk om eerst te achterhalen of het hierin gaat om een angst/fobie met een specifieke, ingrijpende gebeurtenis of zonder traumatische achtergrond. Wanneer er van dit eerste sprake is wordt er gewerkt met het basisprotocol en bij de tweede met de flash forward – protocol.
Bij het standaard protocol bij angst en fobie zijn er 8 stappen te onderscheiden.
Hierin wordt de cliënt gevraagd wat het ergste rampscenario is, ook wel de flash forward genoemd.
Welke lichamelijke gevoelens roept dit op en wat is de negatieve cognitie. Stel de negatieve cognitie vast op een schaal van 0 -10 en de positieve cognitie op een schaal van 1-7. Ook is het belangrijk om een veiligheidsanker af te spreken.
Vervolgens wordt er onderzocht of er nog andere herinneringen of gebeurtenissen te maken hebben met de angst en deze hebben versterkt of verergerd, te beginnen bij de gebeurtenis waardoor de angst is ontstaan. Hier worden dan sets van afleidende stimuli op ingezet totdat de negatieve cognitie een 0 of 1 is en de positieve cognitie een 7.
Als er geen herinneringen of nieuwe veranderingen zich voordoen, dan wordt er weer teruggegrepen op de rampscenario die in het begin is vastgesteld.
Dan wordt er een future template geïnstalleerd. De cliënt neemt een stilstaand plaatje in gedachten van een neutrale (dus niet traumatisch) gebeurtenis in de toekomst binnen de context waarin de angstklachten zich normaal voordoen.
Bij dit plaatje moet de cliënt zich voorstellen dat die het gewenste gedrag vertoont en de positieve cognitie herhalen terwijl er sets van stimuli aangeboden worden.
Het gaat hierin om een installatieprocedure, niet om een desensitisatieprocedure.
Wanneer deze is bewerkstelligd wordt de ‘film’ nogmaals afgespeeld om af te checken of er nog elementen of aspecten zijn die de cliënt zouden kunnen verhinderen om deze situaties op te zoeken/aan te gaan.
Zo ja, wordt er opnieuw op dat gebied afleidende stimuli aangeboden en anders kan er gewerkt worden naar de afronding waarin om met de cliënt een gedragsexperiment/exposure oefening af te spreken en dit de volgende sessie te evalueren.

De Flash forward – protocol ziet er als volgt uit:

Er wordt een rampfantasie gecreëerd over de toekomst, iets wat diegene zal overkomen bij een confrontatie met de gevreesde situatie.
Hier wordt op doorgevraagd. Zit er nog een ramp achter de ramp. Totdat de kern bereikt is van de angst. Hiervan wordt een stilstaand beeld gemaakt.
Het doel van deze interventie is dat de cliënt dit schrikbeeld aan kan, dus er rustig naar kan kijken en beseft dat de ramp, zoals die wordt voorgesteld, waarschijnlijk niet op deze manier gaat gebeuren. Dan wordt er d.m.v. afleidende stimuli dit beeld desensitiseerd alsof het een herinnering is. Hierin wordt een combinatie gebruikt van de negatieve en de positieve overtuiging. Net zolang totdat de negatieve cognitie een 0 of 1 is en de positieve cognitie een 7.
Vervolgens wordt er dus een future template geïnstalleerd. Dus een beeld van een situatie in de toekomst waarin het gewenste gedrag wordt uitgevoerd.
Laat die situatie door de cliënt in gedachten nemen, let op dat hierin geen catastrofale aspecten meer zitten. Laat de cliënt tegen zichzelf zeggen dat die het aankan. Er worden sets aangeboden met afleidende stimuli en vraag af en toe in welke mate de cliënt denkt het nu ook echt aan te kunnen/het te gaan doen. Het is voldoende geïntegreerd als de positieve overtuiging niet verder qua schaal kan stijgen.

WWW – Woede, Wrok en Wraak

Er is ook een protocol dat zich specifiek richt op vastgelopen boosheid.
Of boosheid dat zich niet heeft kunnen uiten.
Wanneer iemand ‘slachtoffer’ is geweest of geworden.
De meest voorkomende situatie hierin is die van een machtsverhouding (baas vs. medewerker, ouder vs. kind, volwassene vs. minderjarige). Het belangrijkste hierin is dat de cliënt heeft ervaren dat diens grens dusdanig is overschreden en vervolgens niets kon met de boosheid die daarbij gepaard ging.

Echter, omdat de spanning van de emotie nergens naartoe heeft kunnen gaan, gaat die woekeren of uit zich via andere emoties zoals bang of verdriet. En daar krijg je, vroeg of laat, geestelijke en/of fysieke klachten van.
Bijvoorbeeld een kort lontje, slechte concentratie, veel lichamelijk spanning of huilbuien.

Dit protocol bestaat uit 3 fasen. Er wordt gewerkt naar een fictieve film waarin de cliënt het onrecht dat hem/haar is aangedaan (bewust of onbewust) kan botvieren op de ‘dader’. Dus de confrontatie aangaan en ‘winnen’. Dit werkt als volgt:

Fase 1: Inventarisatie

In deze fase is het doel om te onderzoeken hoeveel ruimte er kan zijn voor de boosheid.
Dit wordt gedaan door een visualisatieoefening – waarbij de cliënt in een neutrale beschermde ruimte de persoon voor zich moet visualiseren en de boosheid wordt toegelaten. De therapeut onderzoekt of er nog andere emoties gekoppeld zijn aan de persoon die de oefening kunnen belemmeren zoals angst of verdriet. Wanneer deze emoties teveel aanwezig zijn – is er eerst een ander protocol nodig. Namelijk het standaardprotocol om ruimte te geven aan deze emoties.
Zo niet – dan kan het protocol verder uitgezet worden en is het van belang dat ze cliënt ervaart dat de boosheid op kan komen en ook kan zakken (door afleidende stimuli sets aan te bieden).

Fase 2: voorbereiding

Zoals benoemd worden de voorwaarden voor de film gemaakt. In de voorbereiding gaat de cliënt in een visualisatie door twee ruimtes.

In de eerste ruimte is allemaal materiaal aanwezig. Zoals wapens, gif, gevaarlijke dieren etc. De cliënt mag alles meenemen waardoor die zich veilig en sterk voelt in de confrontatie. Er zijn geen restricties. Het gaat om dat er iets – namelijk de boosheid-  in het lijf de mogelijkheid en ruimte krijgt om naar buiten te komen. Er wordt meerdere malen gecheckt of datgene dat de cliënt uitkiest om mee te nemen qua materiaal, genoeg is en voldoet om straks de confrontatie aan te kunnen gaan.

De tweede ruimte is gevuld allerlei personen. Alle personen die de cliënt kent en/of zich verbonden mee voelt.
Hierin mag de cliënt nagaan welke persoon of welke personen die mee wilt nemen naar de confrontatie.
Die de cliënt sterk en veilig laten voelen. Dit mogen personen zijn die nog leven, personen zijn die zijn overleden, personen uit boeken/films/spellen of personen afkomstig uit een religie. Ook hierin zijn geen restricties op de hoeveelheid.
wel is er de restrictie dat deze personen in de confrontatie de dader niets kunnen doen. Ze kunnen alleen de cliënt supporten met hun aanwezigheid, een bemoedigend woord of een steunend gebaar.
Nogmaals wordt alles gecheckt. Is alles aanwezig voor de cliënt om zich sterk en veilig te voelen om straks in de uitvoering de confrontatie aan te gaan.
Wanneer dit zo is wordt er nog een ‘omgeving’ uitgewerkt.
Waar wil de cliënt de ander confronteren? Dit mag overal zijn.
Wanneer dit ook goed is gecheckt kan er doorgegaan worden naar de volgende fase.

Fase 3: Uitvoering

In deze fase gaat de cliënt over tot het ‘uitvoeren’ van de film. Dus de cliënt confronteert de dader in de omgeving met het materiaal en de gekozen personen. Dit gebeurt in stilte en ondertussen worden er afleidende stimuli (bijvoorbeeld d.m.v. de lichtbalk) aangeboden door de therapeut in sets. Deze sets worden af en toe onderbroken met een vraag zoals: ‘wat zag je jezelf zeggen of doen’? of ‘wat zie je in de ogen van de dader’. Het antwoord op de vragen wordt vervolgd en de film wordt zo volledig af gespeeld om zo alle woede, die in het hier en nu dus belemmerend werkt, vrij te maken. De therapeut checkt in het proces af of de cliënt nog in ‘controle’ is in de film.

Wanneer dit wankelt of niet meer het geval is, wordt de oefening gepauzeerd en visualisatie ingezet om de cliënt weer sterk, krachtig en veilig te doen voelen. Zodat de oefening weer kan worden opgepakt.
Wanneer de film is afgelopen wordt er nagegaan, door een lichaamscan, of alle woede/wrok uiting heeft kunnen krijgen.

Zo niet, dan wordt er opnieuw de kans gegeven om dit in de film uiting te geven.
Zo ja, dan wordt de oefening afgerond met het terugkeren naar het hier-en-nu.